Samenvatting professor Johan Braeckman: 'Is er leven na de dood?'

Turnhouts Wetenschapscafé
Johan Braeckman over 'Is er leven na de dood?'

Na een kleine vertraging wegens een klassiek mobiliteitsprobleem neemt de spreker een warme start voor het afgeladen vol café.

In één zin wordt de toon gezet. Je kan, onmogelijk en a priori, de vraag in titel negatief beantwoorden omdat je het niet-bestaan van iets niet kunt bewijzen. Het is aan degene die wél geloven om bewijs te leveren. Grote stellingen -zoals hier- vragen om grote bewijzen. Johan Braeckman gaat dan ook een aantal ‘bewijzen’ kritisch bekijken (zie verder).
Eerste kwestie is uitgaan van goede definities. Voor ‘dood’ kiest hij een ondubbelzinnige versie zoals deze na crematie. Voor de definitie van ‘leven’ gaat spreker ervan uit dat iets levends zich reproduceert, een metabolisme heeft en een negatieve entropie (“mate van orde”). Hij concludeert dat als je deze definitie hanteert het zeer onwaarschijnlijk is dat er ‘leven’ na de

dood is en het in ieder geval een andere vorm zou moeten hebben dan biologisch, laat ons stellen psychologisch.
Vragen als: 'kan een geest/ziel een gezin samenhouden', 'hoe moet zo iemand naar het toilet', 'zal ik nog mensen herkennen' en zo ja 'op welke leeftijd zullen ze zich presenteren', worden dan immers zeer relevant.

'Kun je een geheugen hebben zonder een fysiek lichaam?' De spreker poneert dat volgens de menselijke intuïtie dit zou moeten kunnen, reden dat de meeste mensen van nature dualist zijn en onderscheid lichaam–geest maken. Wetenschappelijk gezien is er veel meer bewijs dat bewustzijn een product zou zijn van de hersenen, zoals maagzuur een product is van de maag. Het feit dat we toch intuïtief iets anders geloven, verklaart spreker door te poneren dat mensen een zogenaamde -evolutionair nuttige- ‘theory of mind’ hanteren, die stelt dat iemand anders gedachten, verlangens en intenties heeft. We zijn dan ook de hele dag bezig zijn met ‘mindreading’ ic gevoelens en intenties van anderen in te schatten.
Als we het dus over leven na de dood hebben dan bedoelen we intuïtief deze van de ‘mind’.

Leven na de dood zou bij sommigen de angst voor de dood verminderen. Volgens anderen is het gewoon wishfull thinking.

Een ander probleem met leven na de dood is dat er geen materiële of energetische drager is waarin herinneringen en gedachten kunnen worden ‘opgeslagen’. Zonder drager lijkt er geen informatie mogelijk; zonder fosfor zelfs geen gedachte..

Reïncarnatie als bewijs voor leven na de dood is op zich een testbare hypothese. Déjà vu en onder hypnose verkregen herinneringen aan een vorig leven worden aangehaald als bewijs voor reïncarnatie. Dit is uitgebreid onderzocht door bv Ian Stevenson die een uiterst dik boek schreef over kinderen met moedervlekken, die tekenen uit een vorig leven zouden zijn (bijvoorbeeld een moedervlek op het voorhoofd als het resultaat van een schotwonde in een vorig leven).
Criticus hiervan was Paul Edwards, die concludeerde dat de zogenaamde bewijslast het anekdotische niet overschreed: eenvoudig voorliegen, 'confirmation bias' en voorvallen vaak voorkomend in gebieden waar men in reïncarnatie gelooft.
Tevens geldt ‘Ockham’s scheermes’ dat stelt dat de meest eenvoudige verklaring (met de minste aannames) waarschijnlijk de juiste is. Reïncarnatie roept meer vragen op dan ze beantwoordt.

Descartes stelde al dat een ziel in de pijnappelklier (hypofyse) zou zetelen. Duncan Macdougall trachtte van de ziel het gewicht te meten, door stervenden te wegen juist voor en respectievelijk na de dood. Uit z’n eerste observatie kwam hij op een gewicht van 21 gram voor de ziel. Verdere observaties bevestigden zijn waarneming niet.

Een andere aanwijzing zou spiritisme zijn: mediums die contact leggen met de doden. Vroeger werkten mediums met klopgeluiden of bellen, in wetenschapsonderzoek evenmin bevestigd. Dit is voor de echte gelovers echter geen reden om niet meer in geesten te geloven, gelet op hun blijvende populariteit. Mediums hebben meestal voorkennis ('hot reading') of tasten het publiek af met algemene suggesties ('cold reading'). Mensen vergeten snel de missers maar zijn gefascineerd door 'hits'.

Het zien van geliefden, het overzien van het leven en uit het lichaam treden zijn kenmerken van bijna-doodervaringen.

Braeckman stelt dat drugs, anesthesie, hersenchirurgie, G krachten (zoals gevechtspiloten die ervaren) kunnen evenwel vergelijkbare ervaringen veroorzaken, dus evenmin bewijs.

Leven van een psyche na de dood is niet uit te sluiten maar de bewijslast ligt bij de ‘believers’, en die is tot op heden flinterdun.

Het bestaan van leven na de dood is een buitengewone bewering die ook buitengewoon sterk bewijs vraagt. In deze boute stelling kon in ieder geval een flink deel van het cafépubliek zich vinden.

 

Gelet op de initiële vertraging van de voordracht en het ijzeren principe van voorzitter Louis om het publieke debat binnen vooropgezette tijdslimieten te houden werd de avond afgesloten.

 

De verslaggever,

Jef Konings

© Jozef Konings


Download
'Is er leven na de dood?' Presentatie van Johan Braeckman
• “leven” & “dood”: lastige termen.
• Dood: meerdere omschrijvingen, eerder
continuüm. (belangrijk in kwesties zoals bijnadoodervaringen
e.d.)
• Lezing gaat over de vraag of er “leven” na de
onbetwistbare, ondubbelzinnige dood is.
...
Turnhout Leven na de dood.pdf
Adobe Acrobat document 3.0 MB

Foto's professor Johan Braeckman: 'Is er leven na de dood?'


Cartoons Gie Campo


Onze voorzitter Louis Michielsen werd geïnterviewd door Radio TOS nav dit Wetenschapscafé.