De titel van de avond is geleend van het gelijknamige boek van spreker, dat erkend wordt als 'comprehensive volume' van het onderwerp en dat in meer dan één betekenis. Vooreerst worden zowel het
sociale als het klassieke liberalisme beschreven waarna Verhofstadt een uitvoerige bespreking geeft van de liberale tradities in Europese landen én in de rest van de wereld (vooral in Latijns
Amerika). Het liberalisme is een politiek-maatschappelijke stroming die ontstond in de Verlichting van de 18e eeuw. Als geestelijke vaders worden o.a. beschouwd: Jeremy Bentham, John Stuart Mill
en vooral John Locke en Immanuel Kant.
Het economisch liberalisme in het bijzonder gaat terug op Adam Smith. Spreker laat zien hoe het liberalisme opkwam, een hoogtepunt beleefde, in verval raakte en weer herleefde. In 1800 bestonden
geen liberale democratieën in de wereld, maar in 1914 waren er drieëndertig. Maar dan krijgt de liberale democratie het moeilijk tot er in 1940 nog een handvol overblijven. Totalitaire regimes
(i.c. fascisme en nazisme) gaan meer tot de maatschappelijke verbeelding spreken en gaan overheersen. Verschillende landen ontwikkelen hiervan een eigen versie: de Sovjet-Unie, Italië, Duitsland,
Oostenrijk, Spanje, Portugal, Tsjecho-Slowakije, Polen, Roemenië, Hongarije en Japan.
De traditionele politieke ideologieën zijn al vaak dood verklaard. In het begin van de jaren zestig van de twintigste eeuw publiceerde de Amerikaanse socioloog Daniel Bell een boek onder de titel
'The End of Ideology: On the Exhaustion of Political Ideas in the Fifties' (1960). Hij voorspelt een einde van de klassieke politieke ideologieën, die hij aan het eind van de industriële
ontwikkeling linkt. Befaamd is ook Francis Fukuyama’s The End of History (1989).
De ideologische geschiedenis zou met het beëindigen van de koude oorlog op een eindpunt zijn gekomen. Dirk Verhofstadt stelt minder provocerend dat de ideologie van het liberalisme eerder een
blijvend en consistent geheel van opvattingen blijft, en dat het beter is om ‘liberaal’ te zijn dan ‘socialist’ of ‘christendemocraat’. Het liberalisme herpakte zich immers krachtig na WO II.
Roosevelt hield in 1941 zijn Four Freedoms Speech en proclameerde dat Vrijheid van meningsuiting, Vrijheid van godsdienst, Vrijheid van gebrek en Vrijheid van vrees, vrijheden die
overal in de wereld gerealiseerd zouden moeten worden. Dat formuleren van die vrijheden was geen vrijblijvende aangelegenheid. Je wist waarvoor je vocht als vrije democraat en Duitsland en Japan
wisten waarover de strijd ging. Verhofstadt beschrijft uitvoerig hoe Keynes, Hayek, Popper en anderen voor en na de Tweede Wereldoorlog het liberale gedachtegoed uitwerkten en ook institutioneel
gestalte gaven. Hij stelt ook dat fenomenen als feminisme (gelijkheid man en vrouw) en de scheiding van kerk en religie (secularisme) tot milieuzorg en dierenwelzijn liberaal gedachtegoed zijn.
Het absurde communistisch engagement van Jean-Paul Sartre en andere modefilosofen passeert de revue en hij beschrijft de opkomst van het islamisme met de Iraanse revolutie (1979) als een nieuwe
terugslag voor het liberalisme.
Als nieuwe vijanden van het liberalisme identificeert hij Antiglobalisten, Collectivisten, Groenen, Conservatieven, Nationalisten, Populisten, Islamisten en Salafisten.
Tot slot formuleert Verhofstadt twaalf speerpunten om de pertinente rol van het liberalisme in het maatschappelijk debat te versterken.
En zo komt het einde van het eerste Wetenschapscafé, nieuwe jaargang met een klassieke vragenronde en een woordje van voorzitter Louis.
Hope to see you at the next 'wetenschapscafé', folks!
De verslaggever van dienst Jef Konings.
© Jozef Konings